MadeliefjeMadeliefjeMadeliefje

Melvin Ruwiel

* 12 december 1993 - 23 september 1997 †

Karen Blesgraaf

Melvin* zijn levensverhaal

Melvin

Op zondag 12 december 1993 werd om zes uur in de morgen Melvin* geboren. Ik was heel blij met hem en noemde hem mijn boefie toen hij op mijn buik werd gelegd. Hij is dat altijd gebleven en nu nog steeds.

Als baby was hij altijd vrolijk en huilde alleen als hij moe was. Hij was een goede eter en dronk zijn flesje altijd leeg. Hij had alleen een voedselallergie. Hij mocht bijna niets en zelfs een dieet was niets voor hem. Melvin* had altijd jeuk op zijn hele lichaampje en ik moest ervoor zorgen dat hij niet ging krabbelen. Hij sliep ook altijd met handschoentjes aan.

Toen hij anderhalf jaar was hadden we een hele mooie, maar ook hete zomer. Melvin* liep dan met zijn beentjes in verband. Toen was ik het zat en heb hem alles gegeven wat een gezond kind moest hebben. Heel even werd het erger, maar toen nam de allergie af. Hij mocht weer alles hebben behalve pinda's. Daar zou hij nooit overheen groeien, werd mij verteld.

Als peuter was hij een ondeugende jongen en haalde vaak kattenkwaad uit. Je kon heel vaak om hem lachen en dan genoot ik voor de volle 100% van hem. Melvin* ging graag naar de peuterschool waar hij populair was en veel vriendjes had. Hij had een oppas waar hij graag was en vaak wilde hij niet eens met mij mee naar huis. Wanneer ik hem ophaalde, hadden we op de fiets de grootste lol en zongen vaak liedjes tot we dan thuis waren. Thuis speelde hij met de katten tot we gingen eten en hij naar bed moest.

Hij was ook natuurlijk stout op zijn tijd en dan ben ik ook boos op hem geweest. We maakten het altijd weer goed voordat hij ging slapen. Melvin* was dol op pannenkoeken en dat aten we ook op zijn laatste verjaardag. Dat was op 12 december 1996. Ik had mijn ouders en broers uitgenodigd en het was een leuke verjaardag. Melvin* had enorm genoten en daar ben ik nu nog dankbaar voor. Sindsdien eet ik altijd pannenkoeken op zijn geboortedag. Ik stap daar ook niet meer vanaf.

Verjaardag Melvin

Tijdens Melvin's* laatste kerst had het een klein beetje gesneeuwd. Het was voor hem een witte kerst en we waren toen bij mijn ouders. De laatste verjaardag die hij mocht meemaken was die van mijn vader. 7 dagen voor zijn dood. Melvin* was toen even stout geweest en kreeg van mijn moeder een standje. Hij liep daarna de tuin in met een autootje die je achter je aan kon trekken en waarvan de oogjes dan open en dicht gaat wanneer het rijdt. Dat autootje kreeg toen van Melvin* op zijn donder. Je hoorde hem zeggen: ‘moet je maar luisteren.’ Wij lagen in de huiskamer dubbel van het lachen.

Melvin* was een leuke, spontane, blonde knul met bruine ogen. Hij is en blijft mijn allessie.
In oktober 1996 ben ik van Melvin* zijn vader gescheiden en toen woonden we met ons tweetjes in een flat.

Melvin aan het spelen

Dinsdag 23 september 1997 begon zoals gewoonlijk: We stonden op, ik maakte een boterham voor Melvin* klaar, we kleedden ons aan en ik maakte mezelf klaar om naar mijn werk te gaan. Mijn vriend zou me naar mijn werk brengen zodat ik op tijd op mijn werk zou zijn. Melvin* ging uiteraard mee.

Op mijn werk moest ik mij omkleden (werkte toen in de keuken van een verzorgingscentrum) en toen ik terugkwam, nam ik afscheid van Melvin* en mijn vriend. Melvin* was het daar duidelijk niet mee eens en stond bij de achterdeur te huilen. Hij wilde niet met mijn vriend mee naar huis. Ik probeerde hem over te halen om toch mee te gaan, maar hij weigerde. Na een tijdje beloofde ik hem dat hij mijn vriend mocht helpen met de afwas en daar stemde hij mee in. Toen de auto wegreed zag ik zijn blonde koppie in de achterruit van de auto. Hij zwaaide me vrolijk gedag.

De ochtend verliep voor mij vrolijk omdat mijn directe baas er niet was. De sfeer was ontspannen en we lachten wat af. Om kwart voor één hadden we een half uur pauze en om kwart over één maakte ik me gereed om een grote afwas te doen. Ik was aan het afspoelen toen om half twee de telefoon in het kantoortje ging. Mijn collega nam op en riep me bij haar. Er was telefoon voor me. Ik noemde mijn naam en hoorde mijn vriend paniekerig zeggen dat Melvin* gevallen was en bewusteloos op zijn bed lag. Hij wilde niet wakker worden. Ik zei tegen hem dat hij de huisarts moest bellen, maar dat had hij al gedaan en die was nu bij Melvin*.

Ik wist niet wat ik moest doen en een collega vertelde me dat ik me moest gaan omkleden zodat ik naar huis kon. Een vriendin, die ook een collega was, zou me naar huis rijden zodat ik niet met de bus hoefde. In de auto zei ik tegen haar dat in het ergste geval Melvin* een zware hersenschudding kon hebben. Toen we de straat in reden zag ik twee ambulances staan en toen schrok ik pas goed. De auto stond amper stil toen ik er al uit was. Een paar jongens riepen me nog na dat er een ongeluk was gebeurd. Ik rende de trappenhal in en vijf trappen op. Ik struikelde toen ik zag dat de voordeur open stond. Ik liep de gang in en zag als eerste Melvin* op een brancard in zijn kamertje liggen. Althans, ik zag zijn blonde koppie omdat er vijf grote mannen over hem heen gebogen stonden.

Voor ik wat kon zeggen kwam er een agent de gang in en vroeg of ik de moeder was. Toen ik knikte, werd ik prompt de huiskamer ingeleid waar mijn vriend hysterisch op de grond lag te spartelen. Toen ik dat zag viel ík bijna op de grond. Mijn benen konden me niet meer dragen. Ze leken wel van elastiek en ik plofte neer op een stoel. Terwijl ik wachtte, lag mijn vriend nog steeds op de grond te huilen. Dat kon ik niet aanzien en dus vertrouwde ik mijn benen en ging op de bank zitten waar ik mijn vriend niet zag omdat mijn vriendin naast me zat.

In de gang hoorde ik plotseling een pomp op en neer gaan en ik besefte dat het de beademingsapperatuur was. Opeens was het stil in de gang en kwam even later mijn huisarts de huiskamer binnen. Hij zei dat het niet goed was en ik vroeg nog heel naief: ‘Nee, is het niet goed?’ De huisarts kwam naast me zitten en vertelde dat Melvin* was overleden. Mijn vriend krijste het toen uit en toen was ik het zat en vroeg aan de agent of hij hem naar een andere kamer wilde brengen. De huisarts vroeg of ik afscheid wilde nemen, maar dat kon ik op dat moment niet. Niet waar vijf grote mannen van de ambulances, twee agenten en twee rechercheurs bij waren.

Ik had vijf minuten lang een hevige huilbui en tijdens die huilbui dacht ik dat ik iedereen moest bellen. Ik vermande mezelf en belde als eerste mijn moeder. Toen ik het haar vertelde, vroeg ze of ik een grapje maakte. Ze besefte dat ik het meende toen ik haar opdroeg mijn vader te bellen. Later hoorde ik dat mijn moeder in de glasscherven stond. Ze had een paar minuten eerder een glasplaat kapot getrapt toen ze een gordijn op wilde hangen. Daarna heb ik de rest van mijn familie gebeld en mijn ex-schoonmoeder. Die belde de vader van Melvin* op.

Melvin* was ondertussen naar het ziekenhuis gebracht waar ze de doodsoorzaak probeerden vast te stellen. Daar slaagden ze er niet in en Melvin* werd naar een andere ziekenhuis in Haarlem gebracht. Daar konden ze ook niets vinden. Toen werd Melvin* weer teruggebracht naar het eerste ziekenhuis waar hij werd geidentificeerd door zijn vader die naar het ziekenhuis was gekomen.

Mijn ouders waren ondertussen naar mij gebracht door een buurvrouw van hen. De rechercheurs waren ondertussen vragen aan het afvuren, maar je kon zien dat ze het er moeilijk mee hadden. Dit was hun eerste zaak waar een kind het slachtoffer van was. Ze vertelden me dat mijn vriend om twee uur gearresteerd was en dat hij naar het politiebureau was gebracht. Zijn verhaal klopte niet met de verwondingen die Melvin* had. Later bleek dat mijn huisarts argwaan had en de politie had ingeschakeld.

Ik werd kwaad toen de politieman Melvin* ‘het lijkje’ noemde. Ik zei letterlijk tegen hem: ‘dat lijkje heet Melvin*. Noem hem dan ook zo.’ Dat heeft hij onthouden. Omdat Melvin* al geidentificeerd was, moest de politie toestemming vragen of ik mijn kind mocht zien. Om vijf uur kreeg ik toestemming. Die avond ben ik samen met mijn familie en vrienden naar het mortuarium gegaan en mocht ik Melvin* zien. Hij lag op een brancard met een laken tot over zijn schoudertjes getrokken. Ik mocht alleen over zijn hoofdje strelen.

Toen ik hem daar zo zag liggen, begaven mijn benen het opnieuw en werd ik ondersteund door mijn vader en mijn oudste broer. Ik mompelde lieve woordjes tegen Melvin* en ik vertelde hem dat ik van hem hield. Ondertussen dacht ik dat hij zo koud was. Gelukkig waren zijn haartjes nog zacht. In de gauwigheid zag ik dat zijn oortjes helemaal paars waren, maar dacht er verder niet bij na. Buiten besefte ik dat mijn vader en mijn jongste oom nog naar mijn oma moesten om te vertellen dat haar enige achterkleinkind was overleden. Vanaf dat moment kon ik nog aleen maar aan mijn oma denken.

Ik sliep die nacht bij een vriendin van mij omdat ik niet in de flat kon blijven. De volgende morgen moest ik me om tien uur bij het politiebureau melden. Ik werd een kamertje ingeleid waar al een vrouw zat te wachten. Ze werd voorgesteld, maar er werd niet gezegd dat ze van de zedenpolitie was. Dat kreeg ik later te horen. Zes uur lang werd ik gehoord met af en toe een pauze. Er werd zelfs broodjes gebracht. Om vier uur mocht ik gaan en kreeg toen te horen dat Melvin* in beslag was genomen en dat hij naar Rijswijk was gebracht in de tijd dat ik op het politiebureau zat. Rond vier uur was hij weer terug in Haarlem.

De crematie was mooi. Het was net herfst en de blaadjes vielen van de bomen. De chauffeur van de rouwauto, waar Melvin* in lag, nam een zogenaamde toeristische route naar begraafplaats Westerveld in Driehuis. We reden in een bosrijke omgeving toen ik een man zag die aan het joggen was. Toen hij de auto zag rijden, boog hij diep uit respect voor de dode. Hij wist echter niet dat er een kind van ruim drie jaar in lag. Toen we naar boven, naar het crematorium, liepen keek ik een keertje achterom en zag een enorme lange stoet achter me. De twee rechercheurs, die op de zaak zaten, sloten de rij.

Toen we binnenkwamen, hoorde ik Elvis Presley ‘My boy’ zingen. Dat was één van de liedjes die ik had uitgezocht voor de crematie. De witte kist lag op een verhoging en daar omheen lag een groot hart van waxinelichtjes. Ons bloemstuk lag in het midden van de kist. Het was een hart van paarse bloemetjes met witte rozen opgevuld. Er waren een autootje en een beertje in verwerkt. De liedjes van Marco Borsato galmden door de ruimte tijdens de dienst: ‘Waarom nou jij’ en ‘De waarheid’.

Na afloop mocht ik naar de kist en gaf Melvin* een kushandje. De familie kwam erbij en we stonden hand in hand rond de kist. Daarna kregen Gerard (de vader van Melvin*) en ik een roos uit ons bloemstukje. Die heb ik nu nog steeds.

Melvin

Twee maanden later kregen we het hele verhaal te horen. Wat was er nu gebeurd die fatale dag: Melvin was een beetje baldadig en wilde niet luisteren. Toen besloot de dader (mijn vriend) om hem seksueel te misbruiken. Daarna besloot de dader om nog meer dingen bij mijn boefie te doen en heeft hem ook lichamelijk mishandeld. Hij gooide Melvin* van zich af. Mijn mannetje kwam hard op de grond terecht en viel bewusteloos neer. Zijn hoofdje kwam zo hard neer dat zijn schedeltje brak. Zijn hersentjes konden de druk niet aan en zwelden op. Dat was zijn doodsoorzaak.

Melvin* heeft nog één minuut geleefd na zijn val. Hij is overleden aan hersenletsel. Melvin* stierf op dinsdag 23 september 1997 om kwart over één in de middag.
Hij is maar 3 jaar, 9 maanden, 11 dagen, 7 uur en 15 minuten oud geworden.

Melvin