KievitsbloemKievitsbloemKievitsbloem

Wesley van Ellinkhuizen

* 24 februari 2000 - 25 februari 2000 †

John en Hellen van Ellinkhuizen

Voor onze lieve kleine kanjer

Kaartje van Wesley*

Vlak voor Ton zijn derde verjaardag wisten we het: we zijn weer zwanger. Zwanger van ons tweede kindje. Wat een blijdschap en geluk. Ton was door het dolle heen. Hij kon niet wachten op de geboorte van zijn broertje of zusje. Als hij het voor het zeggen had, dan zou het een broertje worden. "Want dan kan ik daar lekker mee voetballen," zei hij. Na een vlekkenloze zwangerschap kondigde zich op 24 februari 2000 de bevalling aan. Ik had Ton opgehaald van de peuterspeelzaal. Hij was heerlijk aan het spelen in de zandbak met zijn vriendje. Ik zat samen met de moeder van zijn vriendje op het muurtje in de zon. We spraken over de zwangerschap en wanneer ik was uitgerekend. Het zou nog ongeveer twee weken duren, want de uitgerekende datum was 8 maart.

Ik was moe en ging samen met Ton op bed liggen, om samen gezellig een filmpje te kijken. Om 14.00 uur voelde ik voor het eerst een straaltje vruchtwater lopen. Omdat ik dat gedurende mijn vorige zwangerschap niet had meegemaakt, belde ik John op. Ik zei hem dat de bevalling zich waarschijnlijk aandiende en dat hij er daarom rekening mee kon houden dat hij naar huis moest komen. Om tien voor drie had ik een afspraak met de verloskundige. Ik maakte me verder maar niet te druk, want ik had me voorgenomen om met haar te overleggen wat ik moest doen. Samen met Ton ging ik naar de verloskundige. Zij onderzocht me en zei dat er nog niks aan de hand was: we moesten nog maar even afwachten.

Omdat ik last had van maagzuur ging ik naar de apotheek, om een drankje te halen. Daar verloor ik opnieuw vruchtwater; thuis aangekomen nog eens wat meer. Niet lang daarna brak mijn vruchtwater volledig. Ik belde mijn buurvrouw en verzocht haar om Ton in de gaten te houden: die was immers buiten gaan spelen met buurkinderen. Vervolgens belde ik de verloskundige. Ze vroeg me of ik ook al weeën had: dat was nog niet zo. Ze zei dat ik daar dan maar op moest wachten. Als er binnen 48 uur nog geen weeën waren, dan moest ik beslist weer contact opnemen. Bezorgd, belde ik John en mijn moeder: ze moesten maar snel komen. Toen mijn moeder binnen kwam, kreeg ik mijn eerste wee. John arriveerde tien minuten later en ik kreeg hele heftige weeën. We besloten om de verloskundige te bellen: die was er binnen een kwartier. Op dat moment had ik al zo'n 3,5 centimeter ontsluiting. Omdat ik bij voorkeur niet thuis wilde bevallen, besloten we om naar het ziekenhuis te gaan. De verloskundige merkte nog op dat, met een beetje mazzel, zij zelf de bevalling nog kon uitvoeren. Tot 20.00 uur had zij dienst; daarna zouden we een vervanger krijgen.

Rond halfzeven kwamen we in het ziekenhuis aan. Daar werden we ontvangen door een verpleegster; zij zag direct dat ik heftige rugweeën had. Ze vroeg of ik wilde douchen. Maar het enige dat ik verlangde was in bed liggen, op mijn zijde. De verloskundige moest nog naar iemand anders, maar zou direct na dat bezoek weer terugkomen. De weeën werden steeds krachtiger. De verpleegster bood me een warme kruik aan, voor mijn zere rug. Dat wou ik maar al te graag. Ze zei tegen John dat hij op het knopje moest drukken als er iets mis was en ze ging vervolgens de kamer uit.

Ze was nog maar net weg, toen ik John verzocht om op het bewuste knopje te drukken. De drang om te persen was enorm: ik kon het hoofdje van de baby reeds voelen. John zei nog: "dat kan helemaal niet." Maar het was toch echt wel zo. De verpleegster kwam direct weer terug. Ze bemerkte dat ik reeds was begonnen met de bevalling. Terwijl de verpleegster handschoenen aan deed, kwam mijn verloskundige binnenlopen. Ze keek met volle verbazing naar hetgeen er allemaal gebeurde. Na twee persweeën kwam onze kleine kanjer Wesley* op de wereld. Hij had zwart haar, woog 3410 gram en was 51 cm lang. Zijn huid zag wat blauw en hij had wat ondertemperatuur; maar verder zat alles erop en eraan. Hij kreunde wat kleine babygeluidjes. Zijn scores waren eerst een 8 en na 5 minuten een 9. Alles leek dus perfect.

Ton werd gebeld: hij had een broertje gekregen. Hij wou terstond naar het ziekenhuis komen, samen met zijn oma en tante. Oh, wat was hij trots op zijn kleine broertje. Hij vroeg me of hij hem mocht vasthouden. Dat mocht natuurlijk. Maar het mooiste was toch wel dat zijn kleine broertje voor hem een hele mooie auto had meegenomen. Mijn zusje was ook aanwezig. Wij hadden haar verzocht om haar fototoestel mee te nemen, want ons eigen toestel had een lege batterij. We dronken champagne en aten beschuit met muisjes.

Ton, John, mijn moeder en mijn zusje gingen naar de McDonalds, om de geboorte van Wesley* te vieren. Ik bleef nog voor een nacht in het ziekenhuis. De volgende dag zou ik samen met Wesley* naar huis gaan. Mijn verpleegster was van mening dat Wesley* wat blauw bleef zien en besloot om hem wat melk te geven: dat scheen nog wel eens te helpen. Inmiddels was ik toe aan een heerlijke warme douche. Maar de verpleegster sprak: "ik vertrouw het niet zo... ik laat Wesley* zijn bloed nakijken. Het is mogelijk dat hij straks naar de kinderafdeling moet." Ja, logisch: dacht ik. Op dat moment maakte ik me nog niet druk: ik was tenslotte in een ziekenhuis. Toen ik onder de douche vandaan kwam, namen ze Wesley* daadwerkelijk mee naar de kinderafdeling. Men had geconstateerd dat er te weinig zuurstof in zijn bloed zat. En daar sta je dan... met je haren nog nat. "Wat nu?": vroeg ik.

Het enige dat men op dat moment kon mededelen, was dat Wesley* nader werd onderzocht. Men achtte het wel zo verstandig dat ik mijn man zou bellen om hem te waarschuwen: hij moest terugkomen naar het ziekenhuis. John begreep niet veel van hetgeen ik hem vertelde. Maar ik kon hem ook niet meer zeggen en gaf daarom de hoorn maar aan de verpleegster. John kwam direct naar het ziekenhuis. Met z'n tweeën hebben we tot 23.00 uur zitten wachten. Uiteindelijk werd ons verteld dat het bloed van Wesley* een te lage saturatie waarde had, maar ze wisten nog niet waardoor dat kwam. Uit voorzorg, hadden zij hem antibiotica gegeven: voor het geval hij een infectie bij zich droeg. Tevens, was hij aan de beademing gelegd. Om 23.45 uur mochten we eindelijk naar hem toe.

Op de kinderafdeling aangekomen, zagen we ambulancebroeders lopen. We konden op dat moment nog niet weten, dat zij onze Wesley* mee zouden nemen. We werden voorgesteld aan de dienstdoende kinderarts, dokter Ooievaar. Hij vertelde ons wat er tot dan toe met Wesley* was ondernomen. Men vermoedde dat Wesley* een anatomische afwijking had aan zijn luchtpijp. Maar op de röntgenfoto was niets te zien dat op een afwijking leek. Tevens had men besloten om Wesley* te intuberen. Omdat hij verder niks kon vinden, maar Wesley* wel steeds meer achteruit ging, had hij contact opgenomen met het LUMC in Leiden. Vanuit het LUMC zou dokter Haubfleisch over komen om Wesley* mee te nemen voor aanvullende onderzoeken. Ik vroeg of Wesley's* toestand kritiek was. Dat werd wel bevestigd, maar het drong absoluut niet tot mij door. Het enige dat ik wou, was met Wesley* meegaan naar Leiden. Dat hebben we ook gedaan.

In het LUMC werden we doorgestuurd naar de afdeling neonatologie. Daar moesten we onze handen desinfecteren. Dat deed me beseffen dat het met Wesley* niet goed ging. We werden door verpleegster Marieke opgevangen. Zij liet ons zien waar Wesley* lag en vroeg: "wat zien jullie?" Daar lag onze kleine mooie kanjer, helemaal mooi roze. Maar ik bemerkte ook dat hij stuiptrekkingen had. En hij lag aan allemaal slangen en infusen. Maar oh, wat was hij mooi, zo perfect, zo klein en teer.

Wesley* op de intensive care

Ze vertelden ons dat de kindercardioloog zijn hartje had bekeken middels een echo. Daarop was geen afwijking te zien, maar wel dat zijn hartje het al erg zwaar had gehad en moeite kreeg met samentrekken. Zijn ademhaling werd ondersteund en hij kreeg 100% zuurstof toegediend: dat was het maximaal haalbare. In feite was Wesley* op dat moment zo ziek, dat ze niet bij machte waren om hem goed te kunnen helpen. We moesten beslissen. Of we zouden hem verder lijden laten besparen of we wilden dat ze alles in staat zouden stellen om hem te helpen. Het laatstgenoemde hadden we zo graag voor hem willen doen. Maar voor onze Wesley* ging dat helaas niet meer: hij zou het niet redden. Het enorme gevoel van vreugde en geluk moest plaats maken voor onmogelijk en onbeschrijflijk veel verdriet. Verdriet dat niet was te bevatten en te beschrijven.

Ik belde naar huis om te zeggen dat we afscheid moesten nemen van onze lieve kleine kanjer. Mijn moeder kwam zo snel mogelijk naar het ziekenhuis, samen met Ton en mijn zusje. Met zijn allen tezamen, hebben we in de ouderkamer gezeten. Wesley* lag nog aan de beademing. Hij zag zo mooi roze, maar eenmaal in onze armen werd hij al snel weer wat blauw. We hebben Wesley* allemaal vastgehouden en geknuffeld. Behalve Ton: hij vond het maar niks dat zijn kleine broertje aan al die slangen lag. Ook namen we nog enkele foto's van Wesley*, maar al snel was het rolletje vol. Uiteindelijk kwam er een verpleegster binnen. Ze vroeg ons of ze Wesley* nog meer morfine moesten geven, zodat we hem nog wat langer bij ons konden houden. Dit zou dan gebeuren door middel van een infuus in zijn hoofdje. Die gedachte vond ik zo erg. Ik keek John aan en zei: "het is goed zo, we moeten hem laten gaan."

Omstreeks 04.00 uur hebben we de kunstmatige beademing van Wesley* laten stoppen. Ik zei: "ga maar lekker bij je papa in zijn grote armen liggen. Daar ben je veilig en warm". Wesley* werd bij John in de armen gelegd en kneep nog voor een laatste maal in zijn vaders pink. Omringd door de mensen die van hem hielden, is hij om 04.05 uur overleden. Heel rustig en kalm, zonder strijd. Vervolgens heeft iedereen Wesley* nog eenmaal vastgehouden. Ook Ton, die vond het nu wel oké. Spontaan begon hij een liedje te zingen voor zijn kleine broertje. "Helikopter, mag ik met je mee omhoog. Hoog in de wolken wil ik wezen, hoog in de wolken wil ik zijn." Een voor een braken we in stukken. "Mama, hoe kan dit nou?" vroeg hij. Tja, wat kun je nou op zo'n moment antwoorden.

Ton de grote trotse broer met Wesley*

De verpleegster vroeg of ik Wesley* in bad wilde doen. Maar ik kon dat niet meer opbrengen, ik zat er helemaal doorheen. Ik wou nog maar een ding: naar huis gaan, samen met John, Ton, Wesley* en mijn moeder en zus. Ze vroegen ons of we obductie wilden laten uitvoeren op Wesley*. Heel resoluut antwoordde ik ja. Immers: wat was er met onze Wesley* misgegaan? Voor mijn gevoel, konden we op die vraag konden we alleen maar antwoord krijgen als we obductie lieten uitvoeren. We gaven aan dat ze wel obductie mochten doen, maar niet in Wesley* zijn gezicht of hoofdje. Wij wilden hem wel gaaf mee naar huis nemen. De verpleegster zou Wesley* in bad doen. Later in de morgen, rond 10.00 uur konden we terugkomen om hem op te halen.

Toen gingen we met zijn allen naar huis, zonder Wesley*. En daar sta je dan, verslagen. Je ging van huis weg om te bevallen en je komt vervolgens thuis... zonder je kindje. Maar wel met een enorme rugzak aan bagage, waar je geen kant mee op kunt en wat je totaal niet begrijpt. Thuis zijn John en Ton samen op de bank in slaap gevallen. Ik kon geen oog dicht doen, omdat ik alleen maar aan het malen was. Wat moest ik nou doen? De begrafenis moest geregeld worden, maar waar zouden we hem laten begraven? Hoe gingen we dat betalen? Wie kon ik daarvoor bellen? Op dat moment scheen het alsof er een knop bij mij werd omgedraaid. Gevoel uitschakelen en handelen. Regelen en wel meteen. Mijn moeder begreep er niets van. Maar ze liet me gewoon mijn gang gaan.

Rond 10.00 uur gingen we terug naar het ziekenhuis om onze lieve kleine kanjer op te halen. Daar kregen we te horen dat we tevens even langs de maatschappelijk werkster konden gaan. Achteraf gezien was dat een hele fijne ervaring. Zij vertelde ons dat de obductie was uitgevoerd. Verder had zij wat nuttige tips, waar ik nog niet aan had gedacht, zoals: de begrafenisondernemer bellen (dat heeft zij toen voor ons gedaan). Uiteindelijk konden we naar Wesley* toe. Hij lag in een mandje met een mooi pakje aan. Zo hebben wij hem mee naar huis genomen.

De begrafenisondernemer kwam later op de dag. Kalm nam hij alles met ons door. Je staat er natuurlijk nooit bij stil hoe je (eventueel) je kind gaat begraven. Wij zijn daarom gewoon op ons gevoel afgegaan. We wilden hem persé niet op een grote begraafplaats laten begraven. Wij woonden nog niet zo lang in Leiden en wisten dus niet wat de mogelijkheden aldaar waren. De begrafenisondernemer gelukkig wel. Onze buurvrouw ging voor mij naar de stad om wat kleertjes voor Wesley* te kopen. Thuis, zocht ik de mooiste ervan zelf uit; die hebben we onze Wesley* aangetrokken. Nadat er een koelelement onder zijn matrasje was geplaatst, hebben we Wesley* in zijn eigen bedje gelegd. Daar lag hij: heel mooi en rustig, tussen zijn eigen lakentjes.

Wesley* in zijn bedje

Iedere avond als Ton naar bed toe ging, gaf hij zijn broertje een kus voor het slapen en deed de gordijnen dicht. Wesley* werd op een donderdag geboren en is een week later op een donderdag begraven. De dag van de begrafenis is me bijgebleven als de moeilijkste dag uit ons leven. Donderdag 2 maart om 12.00 uur zou onze lieve kleine kanjer worden begraven. De nacht ervoor deden we geen oog dicht. Het waren de laatste uren dat onze lieve kleine kanjer bij ons kon zijn. Die wilden we zo koesteren. Alle dagen dat Wesley* in zijn bedje heeft gelegen durfde ik hem er niet uit te halen; en ik wou dat zo graag...

Voordat Wesley* in zijn kleine witte kistje werd gelegd hebben John, Ton en ikzelf onze Wesley* nog voor de allerlaatste keer vastgehouden, geknuffeld en gezoend. Daarna legde John onze Wesley* in zijn kistje, samen met zijn knuffeltje en de tekening die Ton voor hem had gemaakt; een tekening met een helikopter erop. Nadat John het kistje zelf naar de auto had gedragen, gingen we met zijn viertjes naar het kerkhof.

Daar aangekomen wist ik niet wat me overkwam. Ton had gevraagd of we voor Wesley* ballonnen konden oplaten: dan was het toch nog een beetje feest voor hem. Voor de deur waren er 20 witte ballonen bijeen gebonden. We stapten uit de auto en liepen naar het kleine, mooie en heel aandoenlijke kapelletje. Toen we daar naar binnen liepen, stonden alle aanwezigen op. En oh, het waren er zo enorm veel.

Daar liepen we dan: ik had Ton bij de hand en John had Wesley* in zijn kistje in zijn armen. Met lood in de schoenen liepen we naar voren. John zette het kistje neer en de begrafenisondernemer haalde het dekseltje eraf. Zo kon iedereen nog voor de laatste maal afscheid nemen van Wesley*. Het leek wel of iedereen wist hoe Wesley's* kamertje eruit zag, want iedereen had wel een bloemstukje met een Winnie de Pooh bij zich of een knuffel van Winnie de Pooh. Heel erg bijzonder dat de mensen daar dan op letten. Het liedje 'Helikopter mag ik met jou mee omhoog' werd gedraaid. Daarna, droeg mijn moeder een gedicht voor, dat mijn zusje speciaal voor Wesley* had geschreven. Ook sprak ze nog wat persoonlijke dingen. Zelf, heb ik al mijn gevoelens en woorden die ik nog aan Wesley wou meegeven, aan hem voorgedragen. Daarna klonk er muziek: 'You'll be in my heart' van Phil Collins en 'Time to say goodbye' van Andrea Bocelli.

Na een allerlaatste kus aan Wesley* sloot John zijn kistje en droeg het zelf naar Wesley zijn grafje. Ik heb ons bloemstuk, in de vorm van een beer, op het kistje gelegd. De andere bloemen en knuffels konden de mensen zelf bijleggen. We namen de witte ballonnen in onze handen en lieten ze tegelijkertijd de lucht in vliegen. "Kijk", zei Ton. "Kijk Wesley*, speciaal voor jouw. Mooi hè?" Daarna gingen de aanwezigen naar de locatie waar de koffietafel was geregeld. Voor even, zijn we met zijn drieën bij Wesley* achtergebleven. Het zag er allemaal zo bijzonder en mooi uit. Ik besloot dat het zo goed was en zei: "hij heeft nu een heel mooi plekje, dicht bij huis en dicht bij de natuur." Er vloog een ballon voorbij. Een teken...? Na de condoleances en de koffietafel zijn we naar huis gegaan. En dan val je in een gat, een enorm groot gat. Ik liep Wesley's* kamer in waar hij een week had gelegen. En toen, toen lag hij daar niet meer; toen niet en nooit meer.

Bloemenbeer

Een ding is zeker: Wesley* zal altijd een deel van ons gezin blijven uitmaken. Waar we ook gaan of staan, hij blijft in ons hart voortbestaan. Na zes weken zijn we terug gegaan naar het ziekenhuis, voor een gesprek over de uitslag van de obductie. Men deelde ons mede dat ze helemaal niets afwijkends hadden gevonden. Alles zag er goed uit. Ze begrepen zelf niet goed wat er met Wesley* was misgegaan. Dus we hebben uiteindelijk geen duidelijke verklaring gekregen, waarom hij zuurstofgebrek had in zijn bloed. Tot op de dag van vandaag vragen wij ons nog steeds af, wat er met onze lieve kleine kanjer aan de hand was. Een vraag die ons voor altijd zal bezighouden.

Gedicht voor, mijn neefje

Hoi grote flikkerende ster

Hoi grote flikkerende ster
Wat sta je ver
Was je nog maar hier
Dan hadden we samen plezier
Oh, wat mis ik jou
Maar weet dat ik nog steeds van je hou

Hoi grote flikkerende ster
Je staat te ver
Ik wil je vasthouden voor altijd
Maar ik ben je kwijt
Kan ik alleen naar je kijken
Niet met me hand door je haar strijken

Hoi grote flikkerende ster
De afstand zo ver
Hoor je me wel als ik tegen je praat
Of is het te laat
Weet je wel hoeveel ik van je hou
Ondanks de kou
Die jij achterliet

Hoi grote flikkerende ster
Wat sta je ver
Maar je bent ook zo dichtbij
Dat maakt me blij
Want je zit in me hart en gedachten
Hoi grote flikkerende ster

Je tante Xaviera

Kaartje van Wesley*