KievitsbloemKievitsbloemKievitsbloem

Maartje Meere

* 26 september 1999 - 29 september 1999 †

Sandra Stork en Andries Meere

Ons gezin zonder Maartje, maar met Wouter en Lineke, februari 2004


Wie een kind heeft gekregen, wil dat meestal aan de hele wereld laten weten.
Ook na de kraamtijd wordt er nog heel veel over gesproken. Het maakt voor iedereen zichtbaar deel uit van het leven.
Ook een kindje dat niet is blijven leven wil je graag aan iedereen laten zien, maar voor veel mensen uit de kring van bekenden raakt dit kindje uit het zicht, terwijl het in de gedachten van de ouders nog een levendige plaats inneemt. Sommige mensen zijn onverbeterlijk dom en zeggen, ook na uitleg: "Ach, het was maar een baby, daar was je toch nog niet aan gehecht," of "In andere plaatsen op de wereld is het gewoon dat baby's doodgaan, alleen hier treuren moeders om zoiets." Een kleine greep uit de bagatelliserende opmerkingen die we te horen kregen. Dat doet ongelooflijk veel pijn.
Maartje is en blijft, onzichtbaar maar onuitwisbaar, mijn eerste kindje en net als mijn zoontje en hopelijk straks het broertje of zusje dat op het moment dat ik deze tekst schrijf een paar weken in mij groeit, wil ik haar het liefst aan de hele wereld laten zien.

Met deze pagina geef ik haar het plekje dat ze verdient.

Lieve Maartje,

Jouw verhaal begint in februari 1999: zwanger! Wat was ik blij.
De zwangerschap verliep op het oog normaal, d.w.z. de baarmoederhoogte was goed, de harttonen klonken monter en aan mij was ook niet iets concreets op te merken.
Wel was ik extreem moe, had veel harde buiken en voelde me grieperig zonder ziek te zijn.
Ik maakte me daardoor veel zorgen en nog meer toen ik even na de 24e week heel weinig leven begon te voelen, terwijl je daarvoor juist een ontzettende woelwater was.
Ook had ik sinds de vierde maand steeds de gedachte dat ik een meisje zou krijgen, dat niet bij me zou blijven.

Toen ik precies 36 weken zwanger was, hield ik het niet meer uit. Ik had weer de hele dag niets gevoeld en belde de verloskundige, die me gelukkig voor een CTG (hartfilmpje van de baby) doorstuurde naar het ziekenhuis. Daar bleek dat je nog leefde en dat je inderdaad wel erg rustig was, maar niet verontrustend. De volgende dag terug voor een extra controle. Dat was op zondag 26 september. Papa en ik stapten op onze fietsen en zetten koers naar het ziekenhuis, terwijl thuis de croissantjes op ons lagen te wachten voor bij onze thuiskomst.
Wat we toen nog niet wisten, is dat we pas een week later thuis zouden komen, zonder buik en zonder baby.

Je conditie was die nacht verslechterd en je hartritme vertoonde ernstige dips. Ik werd opgenomen en was erg in paniek.
Die avond, na het avondeten kwam een verpleegkundige me vertellen dat er nog diezelfde avond een keizersnede zou plaatsvinden, omdat je het duidelijk benauwd had en de gynaecoloog een vaginale bevalling niet met je zag zitten. O, wat was ik bang dat je dood zou gaan.
Die morgen was er een echo gemaakt om te achterhalen hoe klein je was. De arts had me toen gezegd dat hij niet precies kon zeggen hoeveel je achterliep, maar ik wilde toch wel erg graag weten wat hij geconcludeerd had aan de hand van de grootte van je schedel en je dijbeentjes, dus vroeg ik hem naar het vermoedelijke geboortegewicht. Dat bleek bekend te zijn: tussen de 1500 en 1700 gram. Dit bleek jammer genoeg een overschatting.
De operatie werd onder algehele verdoving uitgevoerd, maar ik kwam half bij tijdens het hechten en kon nog niet aangeven dat ik pijn voelde en alles horen kon. Ik hoorde de operatie-assistente zeggen: "Nou, dat vruchtwater zag behoorlijk groen!" Ook maakte ze een opmerking over een dunne navelstreng. Wat ik me daarna herinner, toen ik verder aan het bijkomen was, is dat de dokter in mijn oor fluisterde: "Het is een meisje." "Dat weet ik," antwoordde ik, "het is Maartje."
Onderweg naar mijn kamer op de afdeling (er is op zondag niemand op de recovery aanwezig) vroeg ik naar je uiteindelijke geboortegewicht: 1120 gram.

Het was rond twee uur 's nachts dat ik je voor het eerst zag. Van papa, die al met de kinderarts had gesproken en die je direct na je geboorte even vast mocht houden voor je de couveuse inging, had ik al gehoord dat je gehandicapt was en dat men niet hoopvol was. Je rechter armpje was er maar voor de helft, met een handje dat uitliep in een soort bolletje met drie vingertjes. Ook miste je de onderste drie ruggenwervels. Wat een vreemde gewaarwording was dat, een kind krijgen dat niet voldoet aan het geijkte idee van tien vingers en tien teentjes.
In de dagen die volgden heb ik almaar aan dat minihandje gevoeld. Je kon er wel mee grijpen.
Ik vond het prachtig om je te zien! Het was of ik je meteen herkende. Toen ik de couveusekamer werd ingereden, hoorde ik een zacht huiltje en ik riep verrukt: "Is dat Maartje?" En dat was jij.

Je werd diezelfde nacht naar de Intensive Care-afdeling neonatologie in het Sophia Kinderziekenhuis overgebracht. Een medewerker van de ambulance vertelde me dat ik maar geen hoop moest koesteren. Ze zouden daar een heleboel onderzoeken op je doen, maar hij zei dat kinderen die mankeerden wat jij zo te zien mankeerde, meestal fundamenteel niet in orde waren. Ik wist niet wat ik met deze opmerking aanmoest op dat moment.

De volgende morgen ben ik in de ambulance (zonder pijnstilling) achter je aangekomen, samen met papa. In het Sophia mochten we allereerst naar jou kijken. Je lag in een couveuse omringd door apparatuur.

Maartje 2 dagen oud

Die middag kwamen we weer bij je terug en legde de neonatologe ons uit dat het vermoeden was, dat je een chromosomale afwijking zou hebben die niet met het leven verenigbaar was. De uitslag van dat onderzoek zou twee dagen op zich laten wachten.

In die dagen ging je steeds verder achteruit en werd je verborgen onder slangetjes en beademingsapparatuur. Ik kon je nauwelijks aanraken vanuit mijn bed en je mocht niet uit de couveuse, dus ik kon je niet vasthouden. Daar heb ik zo'n verdriet van. Ik had je zo graag wilen troosten en je knuffelen om het een beetje draaglijker voor je te maken, maar ik kon alleen machteloos toezien.
Gelukkig kon papa beter bij je en die heeft je wat kunnen aaien.

Er werden steeds meer afwijkingen ontdekt: je miste ook een bot in je linker arm, je ribben waren misvormd, je had een hartafwijking en je slokdarm was niet op je maag aangesloten, maar op je longen! Ook je hersentjes waren ernstig in groei achtergebleven en je was zwaar verstandelijk gehandicapt. Moedertje natuur had zich ernstig vergist.
Je gaf steeds een soort slijm op en kreeg het steeds benauwder.

Na twee dagen was de uitslag van het chromosoomonderzoek bekend: trisomie 18. Een chromosoom 18 teveel dus, het Edwardssyndroom. Er werd besloten de behandeling te staken en de beademing te stoppen, omdat je verschrikkelijk lag te lijden. Maar zo ver heeft het gelukkig niet hoeven komen, want die avond was je er zo slecht aan toe, dat je op natuurlijke wijze overleed. Vlak voor je stierf kreeg ik je eindelijk in mijn armen, nadat je eerst zo veel morfine toegediend had gekregen dat je buiten bewustzijn zou raken. Toch was dat een fantastisch moment. Mijn mooie meisje! Wat was ik trots. Ik zei: "Ga maar kind, je hoeft niet meer."
Daarna ben je ingeslapen en bij papa en mij op schoot gestorven.

Eindelijk in mama's armen

Lieve Maartje, je wordt niet vergeten. Door jou ben ik moeder geworden. Ik ben blij voor jou dat je geen pijn meer hebt, maar jou niet in mijn armen te kunnen troosten doet mij nog dagelijks verdriet.

Kusjes van mama Sandra Stork en papa Andries Meere.

Zo zagen wij je voor het laatst

We zouden het fijn vinden wanneer je ons gastenboek zou tekenen. Weet je niets te zeggen, dan zeg je niets, maar wil je dan je (voor-)naam, of iets dergelijks voor ons achterlaten, zodat wij weten dat iemand Maartje heeft gezien.

Helaas hebben we besloten niet meer bij elkaar te blijven, maar we blijven wel samen de ouders van onze kinderen.